“Mama, kom je mee naar boven? Voor de wolven…”
“Wolven?”
“Ja, er zitten wolven in jullie kamer.”
Ik ga mee naar boven. Open de deur van onze slaapkamer maar zie geen wolven. Ik roep hem erbij: “Schat, kom eens kijken, hier zitten geen wolven.”
“Nee, ze zitten in de kamer van grote broer.”
Ik ga naar grote broers kamer, doe de deur open maar zie geen wolven. “Schat, hier zitten ook geen wolven!”
“Misschien in de kast?” zegt hij. Ik doe de kastdeuren open. “Geen wolven hier! Misschien zitten ze in jouw kamer?” Hij kijkt me vol ongeloof aan. We gaan samen naar zijn kamer. Geen wolven te zien. Ik vraag hem goed onder het bed te kijken, achter de kast. Niks. Geen wolven.
Even later liggen we gezellig samen in het grote bed. We lezen “de metro van Magnus”. We praten over hoe de metro van Magnus in zijn hoofd tot leven is gekomen. Uit zijn hoofd is geglipt. Hij legt zelf de link met de wolven. “Mama, de wolven zitten eigenlijk ook gewoon in mijn hoofd.”
Gelukkig maar. Geen wolven die aan mijn tenen komen knabbelen vannacht....