"Op een dag kwam er een raar dier aan. Hij zag er stoffig, moe, verdrietig en bang uit. Hij had een grote koffer bij zich."
Op de volgende bladzijde strijkt een rode vogel neer op de koffer, die nieuwsgierig wil weten wat er in die koffer zit. Ook een haas en een vos komen zich bemoeien. Ze geloven niet wat de nieuwkomer vertelt: dat er een theekopje in de koffer zit. En een tafel, voor het kopje, en een stoel, voor hem. Dat er een heel huis in zit, op een heuvel met bomen... De nieuwkomer is moe en legt zich te rusten, naast zijn koffer. De vogel, de haas en de vos beginnen te discussiƫren... Om te weten of het vreemde dier gelijk heeft of niet willen ze de koffer openbreken -"dat kunnen we toch niet doen? Die koffer is niet van ons", zegt de haas. Maar nog geen oogwenk later is de koffer al open... Wat ze aantreffen in de koffer zet hen aan het denken. En aan het werk. Wanneer de nieuwkomer wakker wordt en zijn ogen opent kan hij niet geloven wat de andere dieren hadden gedaan...
In dit schijnbaar eenvoudig verhaal zit heel wat stof...
Stof tot nadenken.
Tot praten.
Tot verbeelding en empathie.
Tot meer mens worden.
Tot weer mens mogen worden.