Ik mocht mijn verteldoek nog eens openvouwen. Springen in de golven, met mijn tenen in het zand. Kijken wie er allemaal in zee zwemt. Zingen over vissen, papa zeepaard kunstjes laten doen, de krab met haar kriebelkrabbepootjes even over alle benen laten kriebelen. Versjes over wriemel, wrijf en aaihandjes. Een verhaal met de kamishibai. En tot slot nog een stapel boeken uitstrooien op mijn verteldoek. Peuters die boekjes ruilen, lief doorgeven aan elkaar. Brabbelend dingen beginnen aanwijzen, schudden, knisperen, proeven…. Een peutertje kiest twee boekjes van Dikkiedik uit en drukt deze koesterend tegen zich aan. We kijken samen in de boekjes. Zingen poesje mauw, kijken onder flapjes. Het peutertje geniet. Glimlacht. Haar mama geniet mee. Maar dan is het tijd om op te ruimen. Mijn boekjes moeten weer terug in de doos. Ze klemt Dikkiedik nog wat steviger tegen zich aan. Ik steek mijn handen uitnodigend uit. Haar lip begint te pruilen. Tranen wellen op. En dan begint ze ook hardop te huilen. Mijn hart verscheurt. Laat ik de boekjes achter? Eis ik ze weer op? Ik verontschuldig me bij haar mama. Dat ik geen boekenfee ben die boekjes kan toveren. Dat ik wel kinderen kan betoveren met boekjes. En dat ze nu best snel naar de bibliotheek of boekhandel moeten gaan…