Voorlezen. Ik vind verschillende definities, gaande van 1) Aflezen 2) Hardop lezen 3) Kerkdienst 4) Lezen tot 5) Uitspreken. Sommigen gaan een beetje verder: "Het -met aandacht voor zaken als articulatie, intonatie, mimiek en gestiek- verklanken van een tekst voor één of meer toehoorders. Een op de doelgroep gerichte tekstkeuze speelt daarbij een belangrijke rol. Bij het voorlezen aan jonge kinderen is vaak sprake van veel interactie voor, na en soms ook tijdens het verhaal."
Maar hoe definieer je voorlezen dan als je met baby's in een boekje duikt? Of met jonge peuters? Die boekjes hebben geen verhaal. Heel jonge kinderen spelen met boekjes. En wij spelen mee. Benoemen wat we de kinderen zien doen met het boekje, benoemen wat er te zien is in het boekje. We gaan mee appels plukken, proeven van de koek, doen sokken aan of uit, roeren in de soeppot, gaan heel veel dieren aaien en doen hun geblaf, gekwetter en gebrul na. We beleven samen met het jonge kind plezier. Kinderen ervaren boeken als iets plezierig. We lezen niet voor. We hebben boekplezier.